| |||||||||||
Nut en noodzaak van beluchten Vrijwel alle sportvelden worden minimaal eens per jaar belucht met een messenbeluchter, een pennenbeluchter of een schudbeluchter om de gasuitwisseling, de lucht- en waterhuishouding of de doorwortelbaarheid te verbeteren. We koppelen de term 'beluchten' vooral aan de mechanische bewerkingen waarmee gaten of korte sleuven in de grond worden gemaakt, of waarbij de grond wordt losgebroken. Ook oppervlaktebewerkingen als verticuteren en wiedeggen zijn bijzonder nuttig voor een gezonde luchthuishouding. Noodzaak van beluchtenHet beluchten van sportvelden is noodzakelijk bij een matige structuur en verdichting, al of niet in combinatie met storende lagen in de wortelzone of de ondergrond. Bij storende lagen denken we vooral aan verdichte lagen in de bodem, die de ontwatering vertragen of die te hard zijn voor een fatsoenlijke doorworteling. Deze problemen moeten niet worden onderschat, maar problemen met de luchthuishouding ontstaan vooral in de bovenste centimeters. Zoals bij veel andere bewerkingen is het zinvol om in de grond te bepalen welke maatregelen in de gegeven situatie het effectiefst zijn.Zelf zeg ik altijd dat gras over ongeveer 0,20 m goed doorwortelbare ruimte moet kunnen beschikken. Als daarvan driekwart effectief wordt benut, heb je een uitstekende basis voor een sterke en gezonde grasmat. 0,10 m gezonde wortels is een goed begin, maar dieper is beter. Dat geldt voor de verankering, het benutten van water en voedingsstoffen, voor de ziekteweerbaarheid en voor de reserves van het gras. Een diepe beworteling is bovendien goed voor de structuur van de grond. Machinale bewerking, zowel bij aanleg als onderhoud, is de voornaamste oorzaak van structuurbederf. Voor structuurherstel zijn we echter vrijwel volledig afhankelijk van bodemorganismen. Met machines kun je geen structuur maken, hooguit bevorderen door omstandigheden te creëren waarin een gezonde en diepe beworteling mogelijk is. Beluchten is daarbij vaak noodzakelijk voor het creëren van een goede water- en luchthuishouding en het verbeteren van de doorwortelbaarheid. Als de structuur en beworteling goed zijn ontwikkeld, blijft beluchten vaak noodzakelijk, maar ook voor structuurbehoud geldt dat overdaad schaadt.
Diepbeluchten of topbeluchten?Beluchten onderscheiden we vaak in topbeluchten (tot 10 à 15cm) en diepbeluchten. Diepbeluchten gebeurt met krukas-pennenbeluchters, een schudfrees of daarvan afgeleide machines. Topbeluchten kan ook met niet-aangedreven prikrollen en slitters. De verticuteermachine en wiedeg worden niet tot de beluchtingsmachines gerekend, maar kunnen voor het verbeteren van de gasuitwisseling wel een belangrijke rol vervullen.
Het meten van de indringingsweerstand met een penetrometer kan helpen om te bepalen waar en tot welke diepte beluchten moet worden overwogen. Een indringingsweerstand boven 25 bar (2,5 Mpa) in de laag tot 0,20 m is hiervoor een goede indicatie. Omdat de samenstelling en vochtigheid van de grond de meetwaarden nogal beïnvloeden, blijft het goed om ook naar de beworteling te kijken. De graswortels hebben altijd gelijk! Bij 15 cm goed verdeelde vitale graswortels is beluchten niet urgent.
Voorkom zwarte pindakaasUit een oogpunt van bespeelbaarheid, onderhoudskosten en pesticidenvrij beheer is het wenselijk om het oppervlak van sportvelden relatief droog en schraal te houden. Denk bij schraal aan 3 tot 6 procent organische stof in de bovenste centimeters en het ontbreken van een viltlaag. Schraal betekent dus geenszins een zandbak! Het is vooral van belang dat er geen sprake is van een vervette laag 'zwarte pindakaas' of een dichtgetrapte natte viltlaag.Dergelijke lagen met veel halfverteerd organisch materiaal, afkomstig van afgestorven blad, wortels en maairesten, houden veel vocht vast. Een langdurig nat oppervlak heeft veel nadelen: • Het veld wordt glad en dus minder goed bespeelbaar. • Het oppervlak vervormt gemakkelijk, waardoor meer oneffenheden ontstaan. • Het bevordert oppervlakkige beworteling, waardoor de grasmat kwetsbaar wordt. • Het is een ideaal kiembed voor straatgras en onkruiden. • Het remt de gasuitwisseling, wat nadelig is voor graswortels en bodemorganismen. De vette humeuze lagen en viltlagen ontstaan als meer organische stof wordt geproduceerd dan afgebroken. We voeren de overmaat af door verticuteren, wiedeggen of scalperen en/of compenseren de overmaat door bezanden. Dit is gangbaar en vaak noodzakelijk, maar het blijven vooral end of pipe oplossingen. Uit een oogpunt van preventie en onderhoudskosten is het beter om te streven naar een betere balans tussen groei en afbraak. Men moet dus fundamenteel nadenken over maatregelen als bemesten, beregenen, maairegime, afvoeren van organisch materiaal en beluchten. De afbraak van organisch materiaal is het hoogst in de zomer, onder invloed van de hogere temperatuur. Voldoende zuurstof en water (maar vooral niet teveel) zijn hiervoor een vereiste. Goede afbraak verbetert de gasuitwisseling en levert voedingstoffen aan het gras. Een schraler en droger oppervlak bevordert een diepere beworteling. In het najaar neemt de omzetting van organisch materiaal af door lagere temperaturen. Om vervetting en viltvorming te beperken, is het beter de grasgroei in deze periode af te remmen, maar de maaifrequentie op peil te houden. Fijner maaisel laat zich beter spreiden en verteert gemakkelijker. Regelmatig prikken of slitten tot ca. 10 cm houdt in deze koelere en nattere periode de gasuitwisseling op peil, waardoor graswortels en bodemorganismen langer actief kunnen blijven. De wat vettere velden blijven bovendien langer en beter bespeelbaar als water gemakkelijker infiltreert. Voorjaarspiek benuttenDe aanloop naar het groeiseizoen is een goed moment om de gasuitwisseling in de wortelzone te verbeteren. De activiteit van de graswortels loopt altijd iets voor op de groeipiek van het gras, die doorgaans in april wordt ingezet. Extra lucht en warmte (drogere grond warmt sneller op) versnellen de wortelgroei, waardoor ook de bladgroei eerder op gang komt. Vroege grasgroei en vroeg maaien dragen bij aan een gesloten grasmat. Naast een relatief schraal en droog oppervlak is dit een essentieel onderdeel van de preventie van onkruid.
Omdat vanwege klimaatverandering de zomerstop steeds minder geschikt is voor ingrijpend onderhoud aan de grasmat, wordt het belangrijker om vroeger in het voorjaar te investeren in graswortels en een gesloten grasmat. Dit geeft minder kans op vestiging van onkruiden, maakt de grasmat weerbaarder tegen hitte en droogte en geeft daardoor meer zekerheid dat velden aan het begin van de competitie volop belastbaar zijn. De sportstop vanwege het coronavirus biedt mogelijkheden om te wennen aan het idee dat we het sportveldonderhoud in de toekomst beter kunnen afstemmen op de voorjaarspiek van de grasgroei dan op de competitiestop. Ernst Bos is onafhankelijk adviseur cultuurtechniek Sport & Golf en docent bij Praktijkcentrum Sport & Golf.
Tip de redactie |
|